vrijdag 21 mei 2010

Postkaart deel 3



Op deze postkaart herkende ik niets. Maar er staat onder Boulevard des Maroniers of beter bekend als Kastanjewal.

donderdag 20 mei 2010

Postkaart deel 2


Een zicht dat iedereen wel zal herkennen, alhoewel de details toch verandert zijn.

woensdag 19 mei 2010

Postkaart deel 1


Zoals de kaart zegt is dit de Mastelei of beter de huidige Pliniuswal.

dinsdag 18 mei 2010

Monumenten deel 9: Sint-Catharina begijnhof


Het Begijnhof van Tongeren of Begijnhof van Sint-Catharina is een begijnhof in de Belgische stad Tongeren en behoort tot de oudste begijnhoven van Vlaanderen. Het begijnhof wordt tot het zogenoemde stedelijke type gerekend en ligt in het zuidoosten van het stadscentrum.


Reeds vóór 1239 waren er al begijnen aanwezig in Tongeren, ze leefden in de buurt van het oude Sint-Jacobusgasthuis nabij de Kruispoort. Om Tongeren beter te kunnen verdedigen tegen invallen werd tussen 1257 en 1264 een omwalling gebouwd rond het centrum, hierdoor kwam het woongebied van de begijnen buiten de stadsmuren te liggen. Daarom werd in 1257 aan de begijnen een lapje grond toegekend in de buurt van de Jeker en de Moerenpoort.
Het begijnhof lag nu binnen de stadsmuren, maar doordat het begijnhof volledig ommuurd, bleef het afgescheiden van de rest van de stad. De eerste eeuwen kende het begijnhof een rustige geschiedenis, die gepaard ging met een bescheiden groei. De bebouwing bleef beperkt tot het centrale gedeelte rond de Sint-Catharinakerk, op de overige delen van het perceel lag een kerkhof en een boomgaard.
Na een lange periode van een rustige bloei kwam de woelige 16de eeuw, door oplopende strubbelingen tussen katholieken en protestanten kregen de begijnen het zwaar te verduren. In de tweede helft van de 16de eeuw kwam het tot een escalatie waarbij de bezittingen van de begijnen geplunderd en verwoest werden. In navolging van de contrareformatie kende het begijnhof een ongekende bloei in de 17de eeuw. De begijnen werd welgesteld en de houten huisjes werden vervangen door stenen huisjes, tussen 1610 en 1716 werd het ganse perceel volgebouwd. In 1677 kwam er aan deze bloei bijna een abrupt einde, Tongeren werd getroffen door een grote brand, dankzij een compromis met de Franse troepen bleef het begijnhof gespaard van deze ramp. Aan het begin van de 18de eeuw kende het begijnhof haar hoogtepunt; het begijnhof telde bijna 100 woningen en meer dan 300 begijnen, het begijnhof was opgetrokken rond acht straten. Voorts waren er drie waterputten en enkele openbare gebouwen.
Tijdens de Franse Revolutie, in 1798, werd het begijnhof door de bezettende Fransen onteigend en verkocht aan particulieren. In 1818 werd de enige begijnhofpoort afgebroken, in 1841 werd het aanpalende poorthuis en een deel van de begijnhofmuur gesloopt. Andere delen van de ommuring werden omgevormd tot woningen, de muren werden geïntegreerd in de gevels, in de woningen aan de buitenkant van het begijnhof is de oorspronkelijke muur nog duidelijk te herkennen in de gevels. Ook het oude kerkhof van het begijnhof werd volledig gesaneerd en omgevormd tot binnenhof. Het begijnhof werd minder en minder een 'stad in de stad', maar werd geïntegreerd in de rest van stadscentrum.

Bredestraat
Deze straat verbindt de Sint-Catharinakerk met het plein Onder de Linde. Deze straat wordt gekenmerkt door een veelheid aan stijlen, doordat de woningen verschillende malen werden verbouwd. Zo vindt men er huizen in classicistische, neoclassicistische en Maasstijl terug.
Brouwerstraat
De Brouwerstraat verbindt de Sint-Catharinakerk met de Sint-Ursulastraat ter hoogte van het Brouwhuis, deze straat vormde de oudste kern van het begijnhof. In deze straat bevinden zich de oudste huisjes van het begijnhof, het oudste dateert uit 1622. In de Brouwerstraat ligt eveneens een convent uit 1632, dit was één van de laatste conventen voordat de begijnen meer en meer alleen gingen wonen in kleine huisjes.
Onder de Linde
Dit gedeelte van het begijnhof was gekend als de 'Kleine Boomgaard', zoals de naam doet vermoeden bevond hier in de beginperiode van het begijnhof de boomgaard waar de begijnen fruit en groenten verbouwden. Door de grote bloei van het begijnhof in de 17de eeuw werd in 1648 de hele boomgaard volgebouwd. Deze huisjes werden vooral bewoond door welgestelde begijnen, de huisjes worden gekenmerkt door een ommuurd voortuintje dat uitgeeft op het plein Onder de Linde.
Sint-Catharinastraat
Deze straat begrenst de ganse noordzijde van het begijnhof, tot aan het midden van de 17de eeuw bevond zich in deze straat de ommuring van het begijnhof, evenals de begijnhofpoort en het aanpalende poorthuis. De toegangspoort en het poorthuis werden in de 19de eeuw gesloopt, de begijnhofmuur werd al in de 1648 geïntegreerd in de gevels van de begijnhofwoningen die uitgeven op de buitenkant van de ommuring. Hierdoor werd het gesloten karakter van het begijnhof in beperkte mate doorbroken. Aan de overzijde van deze woningen bevindt zich het Agnetenklooster, dat strikt genomen geen deel uitmaakt van het begijnhof.
Sint-Jozefstraat
Deze smalle straat verbindt de Sint-Rosastraat met de Sint-Ursulastraat ter hoogte van de Sint-Ursulakapel. In deze straat bevinden zich enkele kleinere, meer bescheiden begijnhofhuisjes uit de 17de eeuw.
Sint-Rosastraat
In deze straat was het Godshuis of noviciaat gelegen, in dit gebouw brachten de novicen eerst een proefperiode door vooraleer ze begijn werden, dit noviciaat werd gesticht in de 16de eeuw door novicen meesteres Elisabeth Haemers. In deze straat bevindt zich eveneens het Poverellohuis van Tongeren, dit gebouw was de voormalige woning van de minderbroeders die de begijnhofkerk bedienden. Aan het einde van deze straat bevindt zich de Moerenpoort.
Sint-Ursulastraat
De Sint-Ursulastraat is de langste en belangrijkste straat van het begijnhof. Aan het begin van deze straat ligt het voormalige slachthuis. In het midden van deze straat liggen de belangrijkste openbare gebouwen van het begijnhof. Zo bevindt zich er het Brouwhuis, de voormalige begijnhofbrouwerij uit 1644, deze brouwerij was gevestigd in een diephuis in Maasstijl. Naast het Brouwhuis ligt de Infirmerie, deze instelling bestond al in 1264 en deed dienst als ziekenverblijf enerzijds en gastenverblijf anderzijds. Het huidige gebouw dateert uit de tweede helft van de 17de eeuw. Na de sluiting van de Infirmerie aan het begin van de 19de eeuw heeft gebouw nog dienst gedaan als weeshuis en meisjesschool. Aan de achterzijde van de Infirmerie bevindt zich de Lakenmakerstoren, die deel uitmaakt van de middeleeuwse omwalling. Vlak naast de Infirmerie ligt de Sint-Ursulakapel, die reeds ingewijd werd in 1294, in 1701 werd de kapel grondig verbouwd. Het einde van de Sint-Ursulastraat wordt gekenmerkt door de grotere begijnhofhuisjes met ommuurde voortuintjes, zoals de huisjes die terug te vinden zijn Onder de Linde.
Slachthuisstraat
De meeste huizen in deze straat zijn geen originele begijnhofhuisjes, maar zijn gebouwd in de 19de eeuw. Ook het slachthuis waarnaar de naam van deze straat verwijst werd pas gebouwd in 1834. Aan het einde van de jaren '80 van de 20ste eeuw werd het slachthuis omgevormd tot een jeugdherberg.

maandag 17 mei 2010

Monumenten deel 8: Romeins aquaduct op Beukenberg


Beukenberg is een kunstmatig bos ten westen van het stadscentrum van de Belgische stad Tongeren. Het bos is gelegen op een natuurlijk Romeins aquaduct en heeft daarom ook een grote archeologische waarde. Tegenwoordig is Beukenberg een groene zone met verschillende wandelwegen.


Het Romeinse aquaduct was een aarden wal met een lengte van 6 km, deze wal diende om de stad van water te voorzien. Hoewel de Jeker langs de stad stroomde, kon men van deze rivier geen gebruik maken voor de watervoorziening. De Jeker lag in een vallei en in een moerassig gebied, deze factoren maakten het onmogelijk om water naar de hogergelegen stad te voeren. Om deze redenen werd ervoor gekozen om water af te leiden van de Mombeek, tussen de bron van de Mombeek -in de buurt van Widooie- en de stad was er een hoogteverschil van 5m. De eerste kilometers van het aquaduct waren er geen problemen en kon men gebruikmaken van het natuurlijk verval van het landschap. De laatste kilometers voor de aansluiting met de stad moest men een grote aarden wal opwerpen om zo een kleine vallei te overbruggen. Op dit laatste deel van het aquaduct zijn de hoogteverschillen duidelijk merkbaar. Wat dit aquaduct extra uniek maakt, is dat het water over de scheidingslijn van het Maas- en Scheldebekken wordt gevoerd, de Mombeek behoort tot het stroomgebied van de Schelde en het centrum ligt in het stroomgebied van de Maas.

zondag 16 mei 2010

Monumenten deel 7: Moerenpoort


De Moerenpoort of Moerentoren is een stadspoort in Tongeren.
MoerenpoortDe Moerenpoort is de enige nog overblijvende stadspoort van de middeleeuwse omwalling die gebouwd werd tussen 1241 en 1290. De stadspoort zelf werd gebouwd tussen 1257 en 1264 op de restanten van de Romeinse omwalling uit de tweede eeuw na Chr. In 1344 werd Engelbert III van der Marck prins-bisschop van Luik, zijn aantreden zorgde voor grote spanningen doorheen het ganse prinsbisdom en in 1347 werd de Moerenpoort verwoest bij een aanval van de soldaten van de vorige prins-bisschop van Luik Adolf II van der Marck. In 1379 werd de heropbouw van de Moerenpoort aangevat.
Voor de fundamenten en de basis van de stadspoort gebruikte men als grondstof de vuursteen afkomstig van de Romeinse muur, om de basis extra steun en stabiliteit te geven werd het geheel afgewerkt met stevige arduinen blokken. De kern van het bovenste gedeelte werd op dezelfde wijze opgebouwd, voor de gevelbekleding koos men voor meer poreuze mergel, hierdoor zijn de vele mortierinslagen nog duidelijk zichtbaar. Opvallend is het verschil van de gevel intra muros en extra muros. Aan de zijde van het stadscentrum heeft de doorgang een rondboog, typerend voor de romaanse stijl. Aan de andere zijde heeft de doorgang een spitsboog, typerend voor de gotische stijl. Aan deze zijde bevindt zich op de tweede verdieping ook een 'zwevend deurtje'. De voorbouw ,waaraan men de houten poort aanhechtte om de doorgang af te sluiten, werd in 1673 door de Franse troepen verwoest. Dankzij een afspraak tussen de bewoners van het Sint-Catharina Begijnhof en de troepen bleef de Moerenpoort gevrijwaard van de Franse verwoestingen.
Vaak werden er plannen gemaakt om de poort volledig af te breken. Maar in 1892 werd ze, dankzij de Geschied- en Oudheidkundige Genootschap, gerestaureerd. Nadat de poort in 1958 nog een keer gerestaureerd was, werd ze omgebouwd tot wapenmuseum. Er bevinden zich drie kamers in de toren waar de bezoekers meer kunnen leren over het militaire verleden van Tongeren. Van op het platform op de toren heeft men een mooi zicht over de stad, het begijnhof en De Kevie.

zaterdag 15 mei 2010

Monumenten deel 6: Agnetenklooster


Omstreeks 1421 vestigde de kloosterorde zich op het ommuurde domein, de eerste jaren was het klooster beperkt tot één woonhuis. In 1434 werd het voor het eerst uitgebreid, van de prins-bisschop kreeg men namelijk de toestemming om een kapel te bouwen. De overleden zusters konden begraven worden in een grafkelder onder deze kapel, andere leken verbonden met het klooster konden begraven worden op een kerkhof naast de kapel.
Aan het begin van de 16de eeuw werd het Agnetenklooster getroffen door een brand. De heropbouw begon pas in 1550, de oudste delen van het klooster dateren uit deze periode en werden heropgebouwd in een laatgotische stijl. In de 17de eeuw kende het kloostercomplex een groei en werd besloten om het domein in Maasstijl uit te breiden. Doordat de kloosterlingen de Franse soldaten zouden hebben omgekocht is het complex gespaard gebleven bij de Grote Brand van Tongeren in 1677. In de 18de eeuw verloor het klooster zijn functie onder het Franse bewind. De laatgotische kapel werd afgebroken, zodat vandaag nog enkel de grafkelder en de funderingen overblijven. Jarenlang stond het Agnetenklooster te verkommeren, maar na archeologische opgravingen en een ingrijpende restauratie is het weer in ere hersteld.

Door de woelige geschiedenis van het kloostercomplex is er een verscheidenheid aan bouwstijlen aanwezig.



Noordvleugel

Deze vleugel kent twee contrasterende gevels, de gevel aan de straatzijde is een blinde muur gebouwd op een lage sokkel van silex. De gevel aan de kloostertuin dateert uit 1663 en is gebouwd in Maasstijl. In deze vleugel bevond zich ook de toegangspoort naar het klooster, deze poort werd de Schel- of Bellepoort genoemd.


Middenvleugel

De middenvleugel staat dwars op de noord- en zuidvleugel en werd gebouwd tijdens de heropbouw van 1550. Het gebouw is volledig opgetrokken uit mergelzandsteen, de top van de gevel is een oude traditionele trapgevel. Het gebouw werd vele malen verbouwd, zo heeft de noordgevel zijn laatgotische gevel weten te bewaren, de zuidgevel werd in de 18de eeuw verbouwd in een classicistische stijl met de terugkerende brede arduinen omlijstingen.

Zuidvleugel

De zuidvleugel was de laatste uitbreiding van het complex en dateert uit de 17de eeuw. Het gebouw werd opgetrokken in Maasstijl. Typisch voor deze stijl zijn de brede arduinen omlijstingen van ramen en deuren. Nadat het klooster zijn functie verloor werd het in de 19de eeuw omgebouwd tot koetshuis met bijhorende paardenstallen. In het begin van de 20ste eeuw werd de zuidvleugel verder opgedeeld in kleine woningen.

vrijdag 14 mei 2010

Monumenten deel 5: Standbeeld van Ambiorix


De dichter Joannes Nolet de Brauwere van Steeland vestigde in 1841 met een lyrisch epos de aandacht op Ambiorix.
In 1860 besloot de Tongerse gemeenteraad, op verzoek van het toenmalig Tongers Oudheidkundig Genootschap, een subsidie aan te vragen voor de oprichting van een standbeeld van Ambiorix. Deze subsidie werd in 1865 toegestaan. De totale prijs werd geraamd op 35.000 Fr waarvan de Belgische Staat 21.650 Fr ten laste zou nemen. Het verschil zou door de Provincie Limburg en de stad Tongeren bijgelegd worden.
De opdracht voor het beeld werd gegeven aan de op dat ogenblik in Tongeren wonende Franse kunstenaar Jules Charles Philippe Bertin die het kunstwerk, onder de artistieke leiding van Guillaume Geefs voltooide in 1866.
Het beeld werd geplaatst op de Grote Markt van Tongeren, op de plaats waar vroeger het perron stond, en staat op een natuurstenen voetstuk van 3 meter hoog dat in de vorm van een prehistorische dolmen gebouwd werd.
Het standbeeld werd officieel onthuld op 5 september 1866, in aanwezigheid van Zijne Majesteit Koning Leopold II en zijn echtgenote Koningin Marie-Henriëtta.

Tijdens een technisch onderzoek in 1991 bleek dat het standbeeld niet meer stevig op zijn sokkel stond. Het beeld zelf bleek nog in zeer goede toestand te verkeren, maar het voor de stabiliteit noodzakelijk tussenliggend loodblad was volledig verdwenen en de verankeringspunten waren eveneens volledig weggeroest.
Op 1 december 1992 , na 126 jaar in weer en wind gestaan te hebben, werd het brons-groene beeld van zijn voetstuk gehaald voor een grondig onderzoek en restauratie. Het werd eerst overgebracht naar de plaatselijke kazerne voor verder onderzoek. De onderzoeken en de administratieve procedures duurden tot in 1994. Op 17 maart van dat jaar werd het beeld uiteindelijk overgebracht naar een gespecialiseerd Brussels bedrijf. Enkele maanden later, op 8 juli 1994, werd het volledig gerestaureerd, maar nu in een zwarte kleur, terug op zijn sokkel gezet.
De restauratie, voor 80% gesubsidieerd, kostte 912.000 fr (= 22.600 €).

donderdag 13 mei 2010

Monumenten deel 4: Kloostergang


en kloostergang, kruisgang of ambulatorium is een onderdeel van de architectuur van een abdij, kapittelkerk of kathedraal. Het is meestal een vierkant van overdekte gangen met arcades rondom een open binnenplaats, de kloosterhof of pandhof. De kloostergang is het centrum van het klooster en geeft toegang tot de ruimten voor de kloosterlingen, zoals de kerk, de refter, de kapittelzaal en de slaapzaal (dormitorium).
De kloostergang wordt dus gebruikt als verbindingsgang, maar biedt de kloosterbewoners daarnaast beschutting tegen regen of warmte. Ook wordt de gang vaak gebruikt als plaats van meditatie; in sommige orden is men verplicht in de kruisgang te zwijgen. Kloostergangen werden soms ook gebruikt als begraafplaats.
Vaak bevindt zich in het midden van de pandhof een waterput of -bekken om regenwater op te vangen.

woensdag 12 mei 2010

Monumenten deel 3: Pliniusfontein


De Pliniusfontein is een bron, genoemd naar Plinius de Oudere. Deze Romeinse encyclopedist maakte in zijn Natuurlijke Historie (31.12) melding van een waterbron in het gebied van de Tungri, een stam in Gallia Belgica:
"Bij de Tungri is een opmerkelijke bron die tintelt met veel waterbelletjes naar roest smaakt, wat men overigens pas gewaar wordt wanneer men ervan heeft gedronken. Het water reinigt het lichaam en geneest de derdedaagse koorts en de pijn van nierstenen."[1]
Sinds de zestiende eeuw wordt deze bron gelijkgesteld met een ijzerhoudende bron bij Tongeren. Deze ligt ongeveer twee kilometer ten noorden van de stad, richting Hasselt. Het water is ijzerhoudend.
Ook in middeleeuwse geschriften werd deze bron als genezend omschreven: "zij die leden aen daghse kortse, het graveel, bloetspouwen of andere quaelen" zochten er bevrijding van hun kwalen. Het water werd in kruiken gedaan en, voorzien van het stadszegel naar overal verzonden. De bron werd zo beroemd dat zowel de Franse koning Lodewijk XV als Napoleon er hun dorst kwamen lessen, maar de bron raakte tijdens de Franse Revolutie in vergetelheid.

dinsdag 11 mei 2010

Monumenten deel 2: Blaarmolen


De Blaarmolen is een Belgische watermolen op de Jeker. Het is een onderslagmolen. Ze fungeerde als korenmolen, maar de laatste decennia van haar bestaan werd ze ingezet voor het malen van veevoederingrediënten. Onder het Ancien Régime was het een dwangmolen.
De molen is vernoemd naar de buurtschap Blaar die zich ten oosten van Tongeren bevindt. Het was een dorp dat deel uitmaakte van de Stadsvrijheid Tongeren, maar omstreeks 1800 bij de stad Tongeren werd gevoegd. De oudste vermelding stamt uit 1235, als molendinum de Blale. In de daarna volgende eeuwen werd de molen herhaaldelijk vermeld.
In 1970 werd de Jeker gekanaliseerd, waarbij de bedding werd verplaatst, zodat de molen niet meer kan werken. De molenvijver bleef behouden. Sindsdien werd elektrisch gemalen. Sedert 1995 is de molen nog slechts als woonhuis in gebruik.
In de huidige staat is de molen een langwerpig gebouw met de smalle zijde naar het water gekeerd. Deze zijde is uit zandsteen opgetrokken. In 1966 werd er een moderne molenaarswoning tegenaan gebouwd. De westelijke gevel dateert uit de 1te eeuw, maar in de 18e en 19e eeuw vonden verbouwingen plaats. Het rad is van ijzer en werd in 1880 aangebracht.

De oorspronkelijke eigenaar was de Heer van Hamal, die woonde op het Kasteel van Hamal bij Rutten. Deze was leenplichtig aan het Graafschap Loon. Aangezien het geslacht zich opgesplitst heeft en er een tak te 's Herenelderen woonde, ontstond er een geschil aangaande het bezit van de woning, dat speelde in de tweede helft van de 15e eeuw. Uiteindelijk werd het pleit in het voordeel van de Heer van 's-Herenelderen beslist.
- In 1540 was de molen in bezit van Anna van Hamal, Vrouwe van 's-Herenelderen en weduwe van Frederik van Renesse. Zij was ook Vrouwe van Hern, Schalkhoven en Warfusée.

- In 1544 werden al deze bezittingen, inclusief de molen, overgedragen aan Anna's zoon, Jan van Renesse.

- In 1571 ging de molen over op Jan's zoon, Renaat van Renesse.

- In 1777 ging de molen naar Graaf Jean-Lodewijk van Renesse.

- In 1780 ging de molen van heerlijk bezit over naar de molenaar, Jan Hermans, via verkoop en een eeuigdurende rente. Voordien werd de molen gepacht.

- In 1855 stierf Anna-Gertrudis Hermans en werd de molen verkocht aan de adellijke familie De Becker Remy.

- In 1930 werd de molen weer aan een molenaar, Lambert Jorissen, verkocht. Deze familie bezit ook in 2008 de molen nog.

maandag 10 mei 2010

Monumenten deel 1: Onze-Lieve-Vrouw Basiliek


De Onze-Lieve-Vrouwebasiliek is de grootste kerk van Tongeren, een stad in het uiterste zuiden van de provincie Limburg (België) en na Sint-Truiden de grootste stad van Haspengouw. De kerk kent een zeer lange en verrassende geschiedenis. De huidige benaming van deze kerk is de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortebasiliek. Het bouwwerk staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO als onderdeel van de groepsinschrijving Belforten in België en Frankrijk.


Niet iedere kerk heeft eenzelfde statuut. Zo is een kathedraal een kerk waarin een bisschopszetel is gevestigd. Een basiliek is een kerk die een verheven status krijgt van de paus. Doorheen de geschiedenis heeft de basiliek verschillende statuten gekend.
De Onze-Lieve-Vrouwekerk was lange tijd een zogenaamde kapittelkerk, aangezien ze bestuurd werd door een kapittel, een kerkelijke instelling onder leiding van een deken. Wanneer precies een kapittel aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk verbonden werd, is niet duidelijk. Sommige bronnen beweren dat dit gebeurde in 804 bij de wijding van de kerk door Karel de Grote en paus Leo III. Maar de oorkonde die dit bevestigt, is een vervalsing. Hierover bestaat dus nog grote twijfel. Met zekerheid kunnen we zeggen dat het oprichten van het kapittel vóór 967 gebeurde, omdat we over een geschreven bron van dat jaar beschikken waarin het kapittel vermeld wordt. Bovendien heeft men sterke argumenten die duidelijk maken dat het kapittel gevlucht is in 881 bij de inval van de Vikingen in de regio. Men kan dus zeker die datum naar voren schuiven als oprichtingsdatum van het kapittel. In 1797 werd het kapittel afgeschaft door het Franse bestuur dat een volledige hervorming van de kerkelijke instellingen doorvoerde. Tussen die twee jaartallen was de kerk dus met zekerheid een kapittelkerk.
De kerk heeft ook een tijdje een bisschopszetel gehad. De eerste bisschop zou Sint-Maternus geweest moeten zijn, maar daarvan zijn geen overtuigende bewijzen teruggevonden. Er kan bovendien achter al de namen die als bisschop in Tongeren zetelden een vraagteken geplaatst worden. De bronnen zijn niet eenduidig en zeker niet betrouwbaar. De bisschopszetel verhuist echter - met een hoge waarschijnlijkheid in de vroege vijfde eeuw - naar Maastricht. Ook hier is er onzekerheid over de namen tot in de zesde eeuw. Vanaf dan worden de bronnen betrouwbaarder. Omstreeks 750 verhuist de zetel dan naar Luik. De titel en benaming "bisschop van Tongeren" blijft echter nog in gebruik tot ver in de tiende eeuw, hoewel de bisschoppen daar feitelijk niet (meer) zetelden. Wel hadden de bisschoppen nog een ambtswoning in Tongeren. Bovendien kan men vermoeden dat de aanwezigheid van een kapittel in Tongeren bewijst dat de bisschop, minstens zo nu en dan, wel degelijk in de stad verbleef.
De kerk verwierf ten slotte de status van basiliek. Dit is een erkenning die door de paus wordt toegekend op basis van een speciale verdienste. In Tongeren speelde zeker mee dat de kerk een populair bedevaartsoord was. De Onze-Lieve-Vrouwekerk werd een basiliek op 20 februari 1931 door een erkenning van paus Pius XI.

Er zijn bronnen die beweren dat de kerk groeide uit een kapel die door Sint-Maternus werd opgericht in de vroege vierde eeuw. De archeologische opgravingen van de laatste jaren spreken dit vermoeden tegen. De oudste restanten die men op die plaats terugvond, waren afkomstig van Romeinse paalwoningen uit de eerste en tweede eeuw. Het eerste stenen gebouw op de site is met zekerheid een Romeins badhuis uit de derde eeuw. De eerste kerk die op de plaats werd teruggevonden was gebouwd in het midden van de zesde eeuw. Dit was een zeer eenvoudig, éénbeukig gebouw met een halfrond absis aan de oostzijde van het gebouw.
De volgende kerk die men terugvond was negende-eeuws. Dit was vermoedelijk de eerste kapittelkerk. Rond deze kerk werd een muur gebouwd ter bescherming tegen eventuele invallen. Rond 1100 wordt dan een nieuwe kerk in romaanse stijl gebouwd. Tegelijk bouwt men ook een nieuwe muur, omdat de conflicten in de regio een hoogtepunt bereikten. De prins-bisschop van Luik vocht met de graaf van Loon en de hertog van Brabant zware gevechten uit. Tongeren lag in het midden van de frontlijn van dit conflict.
Met de bouw van de huidige, gotische kerk startte men in 1240 nadat de romaanse kerk afbrandde als gevolg van de voormelde conflicten. De bouw van de kerk zelf duurde tot 1536. De toren begon men pas te bouwen in 1442. Ze werd voltooid in 1541, hoewel de spits pas in 1544 werd afgewerkt.
De toren en de kerk hebben echter tal van rampen meegemaakt. In 1598 brandde de toren voor het eerst uit. Maar vooral de Grote Brand van Tongeren in 1677 had catastrofale gevolgen. Meermaals zijn de kerk en de toren - inzonderheid de spits - opnieuw ontworpen of geconstrueerd, hetzij omdat er niet voldoende geld was om het ontwerp te verwezenlijken, hetzij omdat de constructie nog maar eens door een storm of brand werd vernield. Uiteindelijk is er geen échte spits op de toren gekomen, omdat er gewoonweg geen geld meer was om de zoveelste herstelling te betalen. Vandaar ook het zware, bombastische uiterlijk van de basiliek. De toren meet vandaag 64 meter.

zondag 9 mei 2010

Wim Swerts, een tekenaar uit Tongeren

Wim Swerts werd op 19 april 1966 in Tongeren geboren als jongste uit een kroost van vijf kinderen. Het artistieke zat er bij de familie Swerts altijd wel al in. Zijn vader zaliger, weliswaar vrederechter van beroep, hield zich in zijn vrije tijd bezig met onder andere het schrijven en regisseren van toneelstukken. Maar ook schilderen met olieverf kon hem bekoren. Overige broers en zus hebben allemaal iets creatiefs in zich dat ze al dan niet professioneel hebben benut.
Het tekenen zat Wim blijkbaar in het bloed. Wim Swerts studeerde vrije grafiek aan het Provinciaal Hoger Kunstonderwijs te Hasselt van 1984 tot en met 1990. Met het eindwerk "Strip van de sluier", waarmee hij een onderscheiding haalde, kwam hij in contact met de Vlaamse stripwereld.

In 1989 werd Wim Swerts tijdens een vergadering van de Vlaamse Onafhankelijke Stripgilde voor het eerst opgemerkt door stripauteur Jean-Pol (bekend van onder andere Kabouter Plop, Kramikske & Sammy). Wim Swerts zou assistent van Jean-Pol geworden zijn om mee te tekenen aan de reeks Kramikske, maar in mei 1990 vroeg Danny Verbiest hem om Samson in een getekende vorm te gieten.
In oktober 1990 werd Wim Swerts zelfstandig striptekenaar en realiseerde in de zomer van dat jaar het eerste Samsonvakantieboek. Tot 1993 werkte Wim Swerts vooral aan de merchandising voor de bekende TV-hond. In 1993 kwamen dan de eerste stripverhalen van Samson en Gert op de markt. Die realiseerde Wim Swerts in samenwerking met Jean-Pol.
In 1997 richtte Wim Swerts met zijn studiegenoot en vriend Luc Van Asten (Vanas) het grafisch tekenbureau Lighthouse Productions op. Luc Van Asten stond reeds sinds 199O in voor de inkleuring van het tekenwerk van Wim Swerts. In 1995 stelde Luc Van Asten het inkleuren van strips op computer in Vlaanderen op punt. Vanaf 1997 realiseerden Wim Swerts en Luc Van Asten na Samson & Gert nog diverse nieuwe Studio 100-reeksen, zoals strips en voorleesboekjes van Kabouter Plop en Piet Piraat.
In 2000 begonnen Swerts & Vanas op vraag van "Het Belang van Limburg" een nieuwe stripreeks rond het figuur Ambiorix. Scenarist Hec Leemans (bekend van Bakelandt & FC De Kampioenen) bedacht drie stripverhalen rond Ambionix. Door omstandigheden werd de reeks stopgezet, maar de samenwerking tussen Swerts & Vanas en Hec Leemans kende nog een vervolg. In 2003 werkten ze, in opdracht van Standaard Uitgeverij en Ketnet, samen aan een stripreeks gebaseerd op de TV-reeks W817 (Wacht-eens-even). Een jaar later maakten ze twee stripalbums rond tennisster Kim Clijsters, Kim geheten. In 2006 verscheen wederom een nieuwe stripreeks van Swerts & Vanas, ditmaal in samenwerking met scenarist Tom Bouden. De nieuwe reeks En daarmee Basta! geheten, was eveneens een adaptie van een TV-reeks van Ketnet.
In de periode van 1997 tot 2001 realiseerde Wim Swerts eveneens de lay-out en stripwerk voor het internationale fanclubblad "BGQ" van de Bee Gees.
In vijftien jaar tijd tekende Wim Swerts meer dan 100 verschillende boekjes (voorleesboeken en strips). Wim Swerts realiseerde in die periode vooral strips gebaseerd op fictieve personages van een TV-reeks of bekende Vlamingen.

Wim Swerts was ook voorzitter van de Vlaamse Onafhankelijke Stripgilde, de wettelijk erkende beroepsvereniging van Vlaamse stripauteurs, van 2000 tot 2003. De Stripvos, een prijs in naam van de stripvereniging voor een persoon of organisatie die de Vlaamse strip in bijzondere mate gesteund heeft, was één van zijn realisaties.

zaterdag 8 mei 2010

Tongeren de stad met geschiedenis deel 2

Bezienswaardigheden

Moerenpoort

Begijnhofmuseum

Gallo-Romeins Museum

Moerenpoort, middeleeuwse stadspoort uit 1379 herbergt het wapenmuseum

Munthuis, laatgotisch diep- en breedhuis uit 1475 herbergt de Erfgoedcel Tongeren

Schatkamer van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek in de voormalige kapittelzaal

Sint-Catharina Begijnhof

Sint-Catharinakerk, vroeggotische kerk uit 1294

Sint-Ursulakapel, voormalige kloosterkapel uit 1701

Agnetenklooster, klooster uit 1550

Brouwhuis, voormalige begijnhofbrouwerij uit 1644

Infirmerie, ziekenverblijf uit 1659

Overige begijnhofhuisjes uit de 17de en 18de eeuw


Oudheidkundige bezienswaardigheden

Romeinse muur

StadhuisEerste Romeinse muur

Deze omwalling werd gebouwd in de tweede eeuw na Chr. en had een totale een lengte van 4544 meter waarvan nog 1500 meter zichtbaar is aan de Cesarlaan, Legioenenlaan, Cottalaan & Sabinuslaan.

Tweede Romeinse muur

Deze omwalling dateert uit de vierde eeuw na Chr. en werd gebouwd ter verdediging tegen de Franken. De omwalling werd kleiner en had een totale lengte van 2680m. Van deze muur zijn geen bovengrondse overblijfselen meer bewaard. De basis van een van de torens van deze muur is nog zichtbaar achter de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek aan het Vrijthof.

Middeleeuwse muur

Deze omwalling werd gebouwd tussen 1257 en 1264 en is opgetrokken op de funderingen van de Romeinse omwallingen. Deze muur ligt langs de ring rondom het centrum van Tongeren.

Deze stadsmuur telde zes poorten waarvan enkel de Moerenpoort nog bestaat.

Moerenpoort, naar Wezet

Trichterpoort, naar Maastricht (afgebroken in 1863 voor aanleg van Veemarkt)

Hemelingenpoort, naar Hasselt (afgebroken in 1846)

Kruispoort, naar Sint-Truiden (afgebroken in 1873 wegens te bouwvallig)

Steenderpoort, naar Amay (afgebroken in 1873 wegens te bouwvallig)

Luikerpoort, naar Luik (afgebroken in 1825)

De middeleeuwse muur had ook verschillende versterkte torens waarvan er nu nog enkele bestaan. De torens worden opgesomd naargelang hun volgorde, vertrekkende vanaf de Moerenpoort in tegenwijzerzin:

Smeetoren (aan de Leopoldwal)

Cremertoren (aan de Leopoldwal)

de Schaetzentoren (aan de Elfde Novemberwal)

Poeiertoren (aan de Elfde Novemberwal)

Goeswijn- of Kledersnijderstoren aan de Bilzerpoort (afgebroken in 1841 voor aanleg Bilzersteenweg)

Vleeshouwerstoren, gelegen tussen de Kruispoort en de Hemelingenpoort (afgebroken in 1880)

Velinxtoren (ruïne aan het einde van de Albertwal)

Lakemakerstoren (aan de Kastanjewal langs het Begijnhof)

Romeins aquaduct, een aarden wal van 6km die liep tot aan Beukenberg


Overige bezienswaardigheden

Onze-Lieve-Vrouwebasiliek

Standbeeld van AmbiorixOnze-Lieve-Vrouwebasiliek

Sint-Jan Baptistkerk

Sint-Jacobsgasthuis

Sint-Lutgardiskerk, gebouwd in neoromaanse stijl volgens het grondplan van een Romeinse tempel

Biessenhuys aan de Hemelingenstraat, refugie- & rentmeestershuis verbonden met Alden Biesen tot 1661

Biessenhuys aan de Moerenstraat, refugie- & rentmeestershuis verbonden met Alden Biesen van 1661 tot 1789

Blaarmolen

Dodecaëder, voorwerp gevonden tijdens opgravingen, waarvan het oorspronkelijke doel nog onbekend is.

Huis Boulet, huis in Maasstijl uit 1680

Huis Dommershausen, een laat-gotisch vakwerkhuis uit de 15de eeuw

Samen met het Spaans Huis is dit het enige nog overblijvende huis met een houten structuur dat door het vuur gespaard bleef bij de Grote Brand van Tongeren in 1677

9 van de 12 overblijvende kanunnikenhuizen uit de 18de en 19de eeuw ten noorden van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek

Pliniusfontein

Romaanse kloostergang uit de 12de eeuw

Spaans Huis, vakwerkhuis uit de 17de eeuw

Stadhuis, opgetrokken in classicistische stijl in 1737 naar het voorbeeld van het Luikse stadhuis

Standbeeld van Ambiorix, ingehuldigd in 1866



Evenementen

De zevenjaarlijkse Kroningsfeesten (Eerstvolgende feesten in 2016)

De wekelijkse antiekmarkt (Zondag 06:00 - 13:00).

De Tungri-Run, jaarlijkse stratenloop op 1 mei

Het jaarlijks terugkerende stadsmuzikantenfestival

Shoppen op zondag (elke eerste zondag van de maand)

Langs de restanten van de middeleeuwse stadsmuur zijn op verschillende plaatsen wandelzones aangelegd:
- Ter hoogte van de Elfde Novemberwal loopt er een wandelpad langs en bovenop de omwalling, de weg bovenop de omwalling wordt de 'Hooggraaf' genoemd.
- Ter hoogte van de Leopoldwal loopt eveneens een wandelpad op en langs de omwalling.
- Vanaf de Moerenpoort loopt er via de Kastanjewal een wandelweg in de richting van het stadspark De Motten, langs deze groene dreef liggen ook de Oude Jeker en het Sint-Catharina Begijnhof.



De Motten

De Motten is een wijk ten zuiden van het stadscentrum, vroeger was dit een moerassig gebied nabij de oevers van de Jeker. Tegenwoordig is het grootste deel van de wijk een onderdeel van het stadspark 'De Motten'. Het ganse park ligt grofweg tussen de Velinxtoren en de Moerenpoort en is bijna 800m lang. 'De Motten' omvat onder andere;
CC De Velinx met aangrenzend de kleine visvijver

Het Boothuis met aangrenzend de grote vis- en roeivijver

Dierenpark

Verkeerspark

Minigolf en golfbiljart

Speeltuin

Finse piste

Atletiekpiste

Materiaal voor verschillende atletiekdisciplines zoals hoogspringen, verspringen...

Voetbal-, tennis- en basketbalvelden

Skatepark



Natuurgebieden

De spoorwegzate van de oude spoorlijn 23 tussen Drieslinter en Tongeren, omgeven door dassenburchten, hoogstamboomgaarden en de weilanden aan de oevers van de Fonteinbeek.

Beukenberg, gelegen ten noordwesten van het centrum op de uitlopers van een Romeins aquaduct

Natuurreservaat De Oostelijke Jeker, beter gekend als De Kevie, is een landschapspark van 200 ha onderverdeeld in vier reservaten:

De Beemden: gebied tussen de Jeker en de Oude Jeker dat gekenmerkt wordt door vochtige hooi- en weilanden.
Het Hardel: gebied ten noordoosten van De Beemden, dit moerassig bosgebied herbergt een unieke fauna en flora.
De Meersen: gebied in het oostelijke deel van het landschapspark met een grote variatie aan vegetatie, zo zijn er onder andere; rietvelden, elzenbosjes en een venige depressie.
De Kevie: deze naam wordt meestal gebruikt voor het ganse natuurgebied, maar omvat eigenlijk alleen het centrale gedeelte. Dit deel van het landschapspark vormt het overgangsgebied tussen de verschillende reservaten, de vegetatie is daarom zeer divers, er zijn zowel hooilanden, moerassen als venige gebieden.
Doorheen het natuurgebied lopen ook 4 wandelpaden; het keviepad (1,5 km), het molenpad (4,5 km), het dierenpad (7 km) en het plantenpad (11km).

vrijdag 7 mei 2010

Tongeren de stad met geschiedenis deel 1


Tongeren (Frans: Tongres) is een stad in de Belgische provincie Limburg. De stad ligt in het zuiden van de provincie. Anno 2009 telt ze een kleine 30.000 inwoners, waarvan iets meer dan de helft in Tongeren zelf woont. De overige bevolking woont verspreid over de 16 deelgemeenten. Door de aanwezigheid van verschillende onderwijs- en zorginstellingen is de stad een regionaal centrum voor Zuidoost-Limburg. Het is tevens de oudste stad (15 v.Chr.) van België, haar Romeinse verleden is dan ook een enorme toeristische troef.

Tongeren ontwikkelde zich van een Romeins legerkamp tot een Gallo-Romeinse nederzetting. Voordat de Romeinen er in de eerste eeuw v. Chr. binnenvielen, werd het gebied waarin deze stad zich bevindt, bewoond door de Eburonen. Nadat deze stam bijna helemaal werd uitgeroeid door de Romeinen, kregen de Tungri de toestemming zich in deze streek te vestigen, aan deze stam heeft de stad haar naam te danken.
Tijdens de Romeinse aanwezigheid groeide Tongeren uit tot een belangrijke stad, zo verwierf Atuatuca Tungrorum de status van municipium en werd de stad zelfs hoofdplaats van een civitas. De sporen uit de Romeinse tijd beslaan een aaneengesloten terrein van ongeveer 2 km². Ze vormen daarmee het grootste aaneengesloten archeologisch complex van de Lage landen.

Tongeren ligt in de landelijke regio Haspengouw, waar de valleien van de Jeker en de Demer liggen. Haar zuidelijke deelgemeenten behoren tot Droog Haspengouw en liggen in de vallei van de Jeker. De andere deelgemeenten behoren tot Vochtig Haspengouw, waar onder andere de Demer en de Mombeek ontspringen. De Demer ontspringt in Ketsingen, een gehucht ten oosten van de stad, en de Mombeek ontspringt in Widooie, een deelgemeente ten westen van de stad. Zowel de Demer als de Mombeek stromen via de de Dijle en de Rupel in de Schelde. Omdat de Jeker een zijrivier van de Maas is en de Demer een zijrivier van de Schelde, loopt dwars door Tongeren de scheidingslijn tussen het Maas- en Scheldebekken. Het centrum van de stad is gelegen op zo'n 105 m boven de zeespiegel. Het hoogste punt van de gemeente bevindt zich op 123m (Galgeberg) boven de zeespiegel.


De fusiegemeente telt naast de stadskern nog 16 deelgemeenten: Berg, Diets-Heur, Henis, 's Herenelderen, Koninksem, Lauw, Mal, Neerrepen, Nerem, Overrepen, Piringen, Riksingen, Rutten, Sluizen, Vreren en Widooie. Op het grondgebied van Tongeren liggen de gehuchten Blaar, Mulken en Offelken. Van deze drie gehuchten is Mulken het enige dat nog niet met de stadskern vergroeid is, Mulken wordt van de stadskern gescheiden door Beukenberg en de recreatiezone rond de oude Pliniusbron. Ook sommige deelgemeenten hebben een gehucht binnen hun grondgebied, zoals het gehucht Ketsingen in Berg, Kolmont in Overrepen, Klein-Mal in Mal en Hamal in Rutten.

donderdag 6 mei 2010

Tongeren en haar overige kernen deel 5: Offelken

Offelken is een gehucht van Tongeren, een stad in het zuiden van de Belgische provincie Limburg. Dit gehucht is gelegen ten zuidwesten van de stad en wordt begrensd door de weg tussen Tongeren en Luik (N20) in het oosten en door de Jeker in het westen. Tegenwoordig is Offelken vergroeid met het Tongerse centrum via de Rutterweg en de Luikersteenweg. In 2006 telde Offelken en de omliggende bebouwing zo'n 306 inwoners.
Etymologisch draagt dit gehucht een Romaanse benaming. De naam 'Offelken' zou gebaseerd zijn op het Latijnse 'ad oviculas'. Wanneer men dit vertaalt, krijgt men 'bij de ooien'. Doorheen de eeuwen werd deze plaats dan ook gebruikt voor de schapenteelt. Verwijzingen naar deze activiteit uit het verleden zijn tegenwoordig nog steeds merkbaar. Zo draagt de weg, die van de Luikersteenweg naar Offelken leidt, als straatnaam 'Schaapsweide'.

De Jekerhippodroom werd opgericht in 1945, in de jaren '90 werd het grondig gerenoveerd en sindsdien worden er weer nationale en internationale wedstrijden van formaat gereden. In de schaduw van de hippodroom heeft ook de Tongerse Tennisclub haar nieuwe sportterreinen gevestigd.


De Sint-Hubertuskapel is opgetrokken in barokstijl en dateert uit de 15de eeuw, de oudste delen dateren echter uit de 12de eeuw.

woensdag 5 mei 2010

Tongeren en haar overige kernen deel 4: Mulken

Mulken is een landelijk gehucht gelegen ten noordwesten van de Belgische stad Tongeren en is te bereiken vanuit het centrum via de N20, de steenweg naar Hasselt. Mulken wordt door Beukenberg gescheiden van het Tongerse stadscentrum. Mulken maakt samen met de wijk Broek, dat aan de steenweg gelegen is en waar ook de parochiekerk ligt, deel uit van de Sint-Gillisparochie. In 2006 telde het ganse gehucht zo'n 275 inwoners.


In Mulken heeft steeds het park "Fontaine de Pline" gelegen met de Pliniusfontein, een bron met ijzerhoudend water. Dit park werd in 2007 omgebouwd tot het attractiepark Ooit Tongeren, dat een paar maanden erna zijn deuren reeds moest sluiten omwille van haar faillissement.

Mulken bezit een eigen kapel, de Sint-Gilliskapel met een toren uit de 13e eeuw in Maasgotiek. Het koor en het schip dateren van het einde van de 17e en het begin van de 18e eeuw. De kapel was een belangrijk bedevaartsoord. De eerste 9 dagen van september worden er nog steeds bedevaarten naar de kapel georganiseerd.
Er ligt eveneens een kasteelboerderij uit de 18de eeuw met ernaast de burchttoren, nog een overblijfsel van een middeleeuwse burcht . Deze werd voor het eerst vermeld in 1340 maar is waarschijnlijk ouder daar de ridders van Mulken reeds bekend zijn vanaf 1195.

dinsdag 4 mei 2010

Tongeren en haar overige kernen deel 3: Kolmont

Kolmont is een Belgisch gehucht van Tongeren en Borgloon, Provincie Limburg in Haspengouw. Kolmont is in 1971 ontstaan door samenvoeging van twee dorpen: Jesseren (nu Borgloon) en Overrepen (nu Tongeren). Kolmont heeft 1306 inwoners, en was tot 1977 een zelfstandige gemeente.

maandag 3 mei 2010

Tongeren en haar overige kernen deel 2: Ketsingen

Ketsingen is een dorp gelegen ten oosten van Tongeren. Ketsingen behoort eigenlijk nog tot het dorp Berg. De Demer ontspringt in Ketsingen.

zondag 2 mei 2010

Tongeren en haar overige kernen deel 1: Blaar

Blaar is een gehucht van Tongeren, een stad in het zuiden van de Belgische provincie Limburg. Dit gehucht is gelegen op een heuvelrug ten oosten van de stad en wordt begrensd door de weg tussen Tongeren en Maastricht (N79) in het noorden en door het natuurreservaat De Kevie in het zuiden. Tegenwoordig is Blaar vergroeid met de Tongerse parochie Sint-Lutgarde. In 2006 telde het eigenlijke gehucht zo'n 175 inwoners, die voornamelijk langs de Blaarstraat wonen.
Etymologisch draagt dit gehucht een Germaanse benaming. De naam 'Blaar' zou gebaseerd zijn op de stammen bla (wind) en -lo (bos). Doorheen de eeuwen is Blalo verbasterd tot Blaar, oudere benamingen zijn Blale, Blole, Blool & Bloor. In het Tongers klinkt dit als Bloar en vandaar komt men vandaag tot de benaming Blaar.
Daar waar de Blaarstraat zich splitst van de Marteman ligt de kapel van Sint-Genoveva, de naam Marteman verwijst dan weer naar de heilige Martinus van Tours, dit is de heilige waaraan de kerk van het nabijgelegen Berg gewijd is.

zaterdag 1 mei 2010

Tongeren en haar dorpen deel 16: Rutten


Rutten (Frans: Russon) (Oudere benamingen: Hreotio, 947; Riuti, 1018; Riweceuns, 1146; Ruttines, 1178; Rutis, 12de eeuw; Ruisnon, 1214) is een deelgemeente van Tongeren, een stad in het zuiden van Limburg (België). Het is een typisch Haspengouws kerkdorp, met name een klein dorp rond een centraal gelegen kerk, dat volledig wordt omgord door akkers en weilanden. Tot de grote fusie van 1977 vormde het een autonome gemeente van ongeveer 800 inwoners.


Hoe oud Rutten precies is, kan niet precies bepaald worden. Wat we wel zeker weten is dat het zogenaamde Ruttisbos al in de zevende eeuw gedeeltelijk ontgonnen was en dat er dus al vroeg mensen in de buurt woonden. Er zijn onder meer aanwijzingen dat in die eeuw Pepijn van Herstal – de overgrootvader van Karel de Grote – uit de omgeving van Rutten afkomstig was. Er zijn echter nog veel oudere restanten teruggevonden, onder meer een kleine Romeinse bidplaats. Maar of er ook daadwerkelijk Romeinen gewóónd hebben, is niet duidelijk. De naam Rutten duikt in elk geval pas voor het eerst op in de archieven in 947 onder de naam Hreotio. Later is dit verbasterd naar Rutten. De betekenis van de naam is onduidelijk.
Het dorp was vooral belangrijk in de periode vanaf de dertiende eeuw. In die tijd wordt immers een kapittel opgericht dat de kerk van Rutten zelf bestuurt, maar tevens waakt over een aantal kerken in de buurt (onder meer Herstappe en Lauw). Uit het bestaan van dit kapittel kan afgeleid worden dat Rutten ook in de periode daarvoor erg belangrijk moet geweest zijn. Rutten was tevens één van de zogenaamde redemptiedorpen, een dorp dat ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog door verschillende heren werd opgeëist. Uiteindelijk kocht het dorp een bepaalde mate van onafhankelijkheid af tot het in 1785 aan de Staten-Generaal werd overgelaten.

Ondanks zijn beperkte grootte is Rutten op historisch vlak erg waardevol. Het dorpsgezicht is dan ook in haar geheel beschermd door de Vlaamse overheid. Het is dan ook nog een van de meest authentieke dorpjes in de regio.
In Rutten liggen een aantal historische gebouwen. Het Kasteel van Hamal is het domein van de heer van Hamal, vandaag een gehucht van Rutten, maar in vroegere tijden een aparte heerlijkheid. Bekend is ook de Donjon van Rutten. Het gaat hier om een torenburcht die rond 1400 werd opgericht op juridische en prestigieuze redenen. De Sint-Martinuskerk is een kerk met Romaanse oorsprong. De huidige kerk stamt echter grotendeels uit het midden van de 19de eeuw. De Sint-Evermaruskapel is een zeventiende-eeuwse kapel die werd gewijd aan de heilige Evermarus, een Friese pelgrim die in Rutten werd vermoord. Verder zijn er ook resten van een motte. Tot slot is er nog de Ruttermolen. In Rutten is ook scoutsgroep St-Franciscus gevestigd.
Rutten is ook bekend vanwege zijn jaarlijkse Sint-Evermarusfeesten op 1 mei. Hierbij wordt de moord herdacht op de Heilige Evermarus en zijn gezellen in de zevende eeuw. Het hoogtepunt is het Evermarusspel, een toneelstuk in open lucht waaraan het volledige dorp meewerkt. In dit stuk spelen enkel echte Ruttenaren mee. Er figureren enkele tientallen paarden. Jaarlijks zijn enkele duizenden mensen aanwezig tijdens dit openluchtspektakel. Tevens wordt jaarlijks, eveneens op 1 mei, een processie gehouden voor deze heilige.