In enkele uren tijd werden in die nacht 500 huizen in de as gelegd, evenals het stadhuis, de kamers van de ambachten en van de schuttersgilden. Ook de Onze-Lieve-Vrouwkerk met zijn toren en orgel, samen met de Sint-Niklaaskerk en de kerken en kloosters van de Jezuïeten en de Celestijnen vatten vuur. Er waren ook heel wat slachtoffers. Vijf Tongenaren, onder wie een kind van 2 dagen, lieten het leven: een man stikte in de kelder, een tweede kreeg het kruis van de Onze-Lieve-Vrouwkerk op zijn hoofd, een derde bezweek aan slagen en verwondingenen een vrouw strief van benauwdheid. Wie de ramp had overleefd was daarom nog niet veilig. Twee mannen kwamen enkele dagen later om in de Maastrichterstraat toen daar een muur omviel en twee kinderen werden levend begraven toen een kelder in de Kruisstraat instortte. De mensen trachtten zo goed mogelijk in de ruïnes te overleven. elukkig voor de overlevenden kwam er onmiddellijk voedselhulp uit Luik en Sint-Truiden. Alle leed was echter nog niet geleden, want tot vier mal toe kwam Calvo met zijn soldaten terug en werden nog eens méér dan 100 huizen in de as gelegd.
Arnold Willem Schaetzen vermeldt in zijn kroniek dat hij op 15 september 1677 met zijn gezin naar Luik vluchtte en dit met een pasgeboren zoontje. Dit tafereel staat volgens de familietraditie rechtsonder afgebeeld op het schilderij van de brand van Tongeren. Het doek zelf, 179 op 88 cm groot, zou gemaakt zijn in 1682 of 1687. Het toont ons een beeld van de stad ten prooi aan een torenhoge vlammenzee tegen een donkere, nachtelijke achtergrond. Het schilderij is ook van belang omdat het één van de weinige zichten is van Tongeren die ons een beeld geven van hoe een stad er uitzag op het einde van de 17de eeuw. Alhoewel we niet weten wie de schilder is, mogen we toch veronderstellen dat Arnold Willem Schaetzen de opdrachtgever is geweest, des te meer omdat advocaat Jozef Slegers, geboren in 1837 en in 1873 gehuwd met een Schaetzen, het schilderij in het begin van de 20ste eeuw schonk aan het Geschiedkundig Genootschap van Tongeren.
Bron: De Bink (HkGST) jaargang 6 (2003) nr. 1 p. 7-8
Geen opmerkingen:
Een reactie posten